Blog
Ooit van uitmeutelen, zwartleggen, opsteektijd, ziekzoeker of potloodiepen gehoord? Grote kans van niet, tenzij u in de tuinbouw heeft gewerkt. Want daar komen deze woorden vandaan. De lijst met tuinbouwtaal en de betekenis ervan staan in een handig klein boekje dat ik op de kop tikte in het dit jaar geopende Westlands museum in Honselersdijk. Hier vind je de hele Westlandse geschiedenis terug in foto, tekst en attributen. Van de Romeinen tot heden en (natuurlijk) met extra aandacht voor de ontwikkeling van de (glas)tuinbouw. Buiten het museum is een historische tuin met verschillende soorten kassen van vroeger tot nu. Daar kweken tuinders nog steeds producten die vroeger veel in het Westland voorkwamen, zoals druiven en perziken. Voor wie niet of nauwelijks met tuinbouw te maken heeft, gaat er een hele wereld open. En voor bezoekers die wel uit de tuinbouw komen, is het een en al herkenning. Je hoort daar in die tuin dan ook snel opmerkingen als ‘kijk dat had opa vroeger ook’ tot ‘ik heb in dit soort kassen gewerkt’. Of ook de taal uit die tijd nog steeds wordt herkend, is maar de vraag. Veel woorden worden nauwelijks meer gebruikt of zijn in een vergeethoekje beland. Daarom is dat tuinbouwtaalboek zo handig, maar vooral ook leuk om te hebben. En wat die woorden betekenen? Zwartleggen is schoffelen, potloodiepen zijn iepen die op wat oudere leeftijd omvallen (ja, die had ik ook niet verwacht) en uitmeutelen betekent zoiets als grond uit aardkluit peuteren. Een ziekzoeker is een man of vrouw die door de gewassen loopt om aangetaste planten op te sporen. Tot slot, al zeg ik het zelf, de leukste: opsteektijd. Dat woord staat voor koffiepauze. Dat begrip bewaar ik maar eens voor een ouderwets potje scrabble. Ja, van die tuinbouwtaal kun je nog heel wat opsteken!